Werking gloeilampen

De werking van gloeilampen zal velen globaal wel bekend zijn: we sturen een stroom door de gloeidraad zodanig dat de gloeidraad gaat gloeien. Op die manier is het letterlijk een kampvuurtje in een glazen bolletje. Het is echter wel de bedoeling dat de lamp een acceptabele levensduur heeft. In de begintijd bestonden er nog gloeidraden van verschillende materialen. Denk aan de kooldraadlamp bijv. Tegenwoordig hebben alle gloeilampen een wolfraam gloeidraad. Dat is een metaalachtige stof met een zeer hoog smeltpunt.

Het algemene principe is, hoe warmer de gloeidraad, hoe meer licht, c.q. hoe efficiënter. De gloeidraad heeft een diameter en een lengte en samen met de aangelegde spanning resulteert het in een bepaalde lichtopbrengst en levensduur. Het is belangrijk de lamp niet op een hogere spanning aan te sluiten dan waarvoor de lamp ontworpen is, omdat de levensduur dan sterk daalt.

De levensduur van de gloeidraad zou in normale lucht zeer kort zijn door het aanwezige zuurstof. In eerste instantie werd in gloeilampen daarom een sterk vacuüm gemaakt, maar later ontdekte men dat een gasvulling met Argon de levensduur sterk verbeterde. Ook een gedraaide (gekrulde) gloeidraad levert een langer leven. De gloeidraad verliest tijdens gebruik steeds beetje door verdamping van het wolfraam. Dat zet zich af op de binnenkant van de gasbol. Vandaar dat lampen zwart zijn vlak voor ze kapot gaan.

De typische levensduur van een moderne gloeilamp is 1.000 uur. Het betekent dat 50% van de gebruikte lampen na dat aantal uren overleden zullen zijn. In een gemiddeld huishouden branden lampen doorgaans tussen 500 en 1.000 uur per jaar. Maar er zijn ook ruimten waar die 500 uur niet eens gehaald worden; denk aan een berging bijv. Daarmee is de gloeilamp qua levensduur prima geschikt voor thuisgebruik.